Mustafa Stitou (Pays-Bas, 1974) |
La Poésie en ce temps Qui nous sommes Une asbl, pour quoi faire ? L'équipe 31 mars - 2 avril 2017 15-17 avril 2016 24-26 avril 2015 25-27 avril 2014 12-14 avril 2013 20-22 avril 2012 01-03 avril 2011 23-25 avril 2010 24-26 avril 2009 11 mars 2009 18-20 avril 2008 |
|||||||
Biographie |
Mustafa Stitou (1974) was born in Tetouan, Morocco, and grew up in Lelystad, close to Amsterdam where he studied philosophy at the University of Amsterdam, and where he currently lives. He published his first collection of poetry Mijn Vormen (‘My Forms’) in 1994. Since then he has written three other collections Mijn Gedichten (My Poems, 1998); Varkensroze Ansichten (Piggy-Pink Postcards, 2003), winner of the prestigious VSB Poetry Prize; and Tempel (Temple, 2013), winner of the Awater Poetry Prize. |
|||||||
Poème |
Voorvaderen, onderburen Sommige voorvaderen, weten we, hebben God gedroomd en daaruit is voortgekomen onze wereld van eindige dingen. Zij waren het die ooit een kind offerden aan iets almachtigs en onzichtbaars. We weten ook dat sommige honden – dat sommige mensen gaan lijken op hun huisdier na verloop van tijd. Soms een grotesk gezicht, meestal blijft het onopgemerkt. Mijn onderburen, een kinderloos stel toevallig, nemen mijn boodschappen altijd aan en vragen mij fluisterend of zij mij niet tot last zijn en soms ergens mee kunnen helpen. Andere voorvaderen wisten zich met de dood geen raad en met geboorte evenmin, zij zagen in een pasgeboren kind een gestorven voorvader. En het verwarde geloof dat zij stichtten spookt sindsdien door onze genen; mijn onderburen hebben mij toevertrouwd te zullen en willen reïncarneren in een diersoort met zachte zeden, in bijen. Ancêtres, voisins d’en bas Certains ancêtres, nous le savons, ont rêvé Dieu et de là est sorti notre monde de choses finies. Ce sont eux qui jadis sacrifièrent un enfant à quelque chose de tout-puissant et d’invisible. Nous savons aussi que certains chiens – que certains hommes vont ressembler à leur animal domestique au bout de quelque temps. Parfois grotesque à voir, le plus souvent inaperçu. Mes voisins d’en bas, par hasard un couple sans enfants, acceptent toujours de faire mes courses et me demandent en chuchotant s’ils ne me causent pas de l’embarras et si jamais ils peuvent m’aider. D’autres ancêtres ne savaient que faire de la mort ni de la naissance d’ailleurs, ils voyaient dans un enfant nouveau-né un ancêtre mort. Et la foi confuse qu’ils fondèrent hante depuis nos gênes; mes voisins d’en bas m’ont confié que conformément à leur volonté ils se réincarneront en une espèce animale aux moeurs douces, en abeilles. (Traduit du néerlandais par Pierre Gallissaires et Jan H. Mysjkin) |
|||||||